Het contactloze ontstekingssysteem van VAZ-auto's bestaat uit een Hall-sensor, een schakelaar, een spoel en een verdeler (verdeler). Daarom worden bij het diagnosticeren van het ontstekingssysteem alle componenten één voor één gecontroleerd op bruikbaarheid. De Hall-sensor zelf kan op verschillende manieren worden getest.
Het is nodig
- - apparaten AZ-1 en MD-1;
- - voltmeter en weerstand 2 kOhm
instructies:
Stap 1
Controleer de prestaties van de Hall-sensor met behulp van de AZ-1- en MD-1-apparaten op de volgende manier. Sluit het MD-1-apparaat aan in plaats van de schakelaar, zet het contact aan, maar start de motor niet zelf. De ingeschakelde status van de P-LED geeft de gezondheid van het slot en het ontstekingsrelais aan. Het branden van de LED K geeft de bruikbaarheid van de bobine aan. Schakel de startmotor in. Als LED D knippert, betekent dit dat de Hall-sensor goed werkt. Als LED D niet knippert, sluit dan het AZ-1-apparaat aan in plaats van de Hall-sensor. Het apparaat vervangt de defecte sensor en stelt u in staat door te rijden met snelheden tot 90 km / u. Een indicator die erop oplicht, geeft aan dat het apparaat klaar is voor gebruik. Een uit-indicator geeft een bedradingsfout aan.
Stap 2
Controleer of de Hall-sensor goed werkt met een voltmeter en een weerstand van 2 kΩ. Om dit te doen, verwijdert u de ontstekingsverdeler en sluit u hierop een voltmeter en weerstand aan zoals weergegeven in Fig. Sluit de voeding aan met een spanning van 10-12 V. Om ervoor te zorgen dat de voltmeter de juiste meetwaarden geeft, moet de meetlimiet minimaal 15 V zijn en moet de interne weerstand minimaal 100 kOhm zijn. Begin langzaam aan de verdeleras te draaien. Voltmeter-uitlezingen moeten sterk veranderen van minimum naar maximum. In dit geval mag de minimale spanning niet meer dan 0,4 V bedragen en mag de maximale spanning meer dan 3 V afwijken van de voedingsspanning
Stap 3
Controleer bij afwezigheid van instrumenten en in wegomstandigheden de prestaties van de Hall-sensor op een primitieve manier met behulp van een bougie. Draai een van de bougies los en plaats deze op de motor. Zet het contact aan en controleer de voeding naar beide contacten van de bobine. Verwijder vervolgens de centrale draad van het verdelerdeksel en duw deze tussen de remcilinderbuizen zodat het blote contact zich op een afstand van 5-10 mm van het cilinderlichaam bevindt. Verbind met behulp van een stuk draad het centrale contact van de verdeler en de negatieve pool van de batterij. Als er tegelijkertijd een vonk ontstaat tussen het remcilinderlichaam en de draad die ernaartoe is geleid, is de Hall-sensor defect. Voer alle controles uit met het contact aan.
Stap 4
Controleer de nieuwe Hall-sensor tijdens de installatie als volgt. Steek hem in de connector, zet het contact aan en steek de metalen plaat door de gleuf. Als er een vonk tussen de draad en de plaat gaat, is de sensor goed.