Bij het oversteken van kruispunten met tramlijnen is het noodzakelijk om te onthouden over de basisregels van de weg die voor dit geval zijn vastgesteld. Daarnaast is het belangrijk om de juiste positie op de rijbaan in te nemen, die direct aan de trambaan kan liggen.
Verkeerslichtring
Bij het oversteken van tramlijnen op een kruispunt dat wordt gereguleerd door verkeerslichten, is artikel 13.6 van het verkeersreglement van toepassing. Op dergelijke kruispunten geldt in de meeste gevallen de voorrang van spoorvoertuigen (trams).
Er is slechts één uitzondering op deze regel: wanneer de tram onder de groene pijl doordraait die is opgenomen in het extra gedeelte, tegelijk met het rode of gele sein. Dan gaat het voordeel naar de automobilisten.
Als de auto en de tram uit verschillende richtingen rijden, kunnen bestuurders niet begrijpen of de tram naar de groene pijl in het extra gedeelte gaat of naar het gebruikelijke groene sein.
De bestuurder moet eraan denken om altijd voorrang te geven aan de tram die in beweging is gekomen.
Een ongelijke kruising met tramsporen
Ongereguleerde ongelijke kruispunten en verkeersregels daarop worden beschreven in verschillende verkeersregels.
Als de actie plaatsvindt op een kruising van ongelijke wegen en de bestuurder van een voertuig rijdt op een secundaire weg, moet hij voorrang verlenen aan voertuigen die langs de hoofdweg naderen. Tegelijkertijd heeft de tram een voordeel ten opzichte van een spoorloos voertuig dat in dezelfde of tegengestelde richting beweegt, ongeacht de richting van zijn beweging.
Als de hoofdweg bij een kruispunt van richting verandert, moeten automobilisten op de hoofdweg de regels voor gelijkwaardige wegen volgen, net als automobilisten op secundaire wegen.
Zowel trambestuurders als eigenaren van terreinwagens moeten voorrang verlenen aan voertuigen aan de rechterkant. Op kruispunten van gelijkwaardige wegen heeft de tram een voordeel ten opzichte van een spoorloos voertuig, ongeacht de rijrichting.
Als op een kruispunt een rotonde wordt georganiseerd, moet de bestuurder van het voertuig voorrang verlenen aan voertuigen die langs dit kruispunt rijden.
Beweging op een gelijkwaardig kruispunt met tramlijnen
Indien de passage plaatsvindt op ongereguleerde, gelijkwaardige kruispunten met tramlijnen, gelden iets andere regels. De bestuurder van een wegloos voertuig geeft altijd voorrang aan voertuigen aan de rechterkant. Trambestuurders doen hetzelfde met elkaar. Maar de tram heeft nog steeds de overhand.
Indien de inrit plaatsvindt op een kruispunt waar een rotonde is georganiseerd, wordt voorrang gegeven aan het vervoer dat dit kruispunt volgt.