Om de veiligheid van hun auto's te garanderen, hebben veel eigenaren haast om een alarm op hun auto te installeren - het meest voorkomende beveiligingsapparaat. Bij de werking van autoalarmen treden echter vaak onaangename storingen op.
instructies:
Stap 1
Veel autobezitters worden geconfronteerd met een situatie waarin zonder aanwijsbare reden het op de auto geïnstalleerde inbraakalarm wordt geactiveerd. Dit gebeurt meestal in de lente of de herfst en dit komt door veranderingen in de luchttemperatuur. De reden voor dit "gedrag" van het alarm ligt in de verkeerd geconfigureerde sensor.
Stap 2
Zoek eerst de plaats van bevestiging van de schoksensor (in de gebruiksaanwijzing van de alarmen wordt dit ook VALET genoemd). In de meeste gevallen wordt bij het installeren van een beveiligingsalarm op een auto de schoksensor in de cabine onder het paneel geïnstalleerd of ook onder het paneel aan de vloer bevestigd, dat wil zeggen dat deze in de regel verborgen is.
Stap 3
Zodra u de sensor hebt gevonden, zoekt u de stelschroef op de sensor. Draai met een geschikte schroevendraaier aan deze schroef en stel daarbij de vereiste gevoeligheid van de schoksensor in, volgens de aanwijzingen - pijlen op de VALET-behuizing, die aangeven in welke richting u de schroef moet draaien om de gevoeligheid te vergroten of te verkleinen.
Stap 4
Zet nu je auto op het alarm en wacht minimaal een minuut. Controleer vervolgens hoe de sensor is geconfigureerd. Om dit te doen, slaat u eenvoudig met uw hand op het midden van de voorruit. In het beste geval mag het alarm alleen worden geactiveerd door een voldoende krachtige stoot. Als je net het glas hebt aangeraakt en het alarm "schreeuwt" al, verlaag dan de gevoeligheid van de sensor. En als het niet mogelijk is om het alarm te "wekken", zelfs na meerdere harde slagen, moet de gevoeligheid worden verhoogd door aan de stelschroef te draaien. Nadat u het beveiligingsalarm handmatig hebt ingesteld, moet de onredelijke activering ervan stoppen.