Sommige voertuigen zijn uitgerust met een turbolader op verbrandingsmotoren. Zijn rol is om lucht in de motorcilinders te persen, de kwaliteit van het verbrandingsmengsel te verhogen, wat leidt tot een toename van het vermogen. De turbine is een zeer onstabiel mechanisme omdat het bij zeer hoge temperaturen werkt. Een veelvoorkomende oorzaak van turbinestoringen is een daling van de systeemdruk.
Noodzakelijk
Slangen, adapters en manometer
instructies:
Stap 1
Bepaal de maximale turbinedruk aan de hand van de documentatie van de fabrikant. Als er geen informatie is, gebruik dan internet en ontdek de toegestane drukwaarden van de fabrikant.
Stap 2
In de meeste gevallen kan de druk worden gemeten vanaf het inlaatspruitstuk. De conclusies daarover worden afgesloten met speciale pluggen. Of sluit de slang aan op de aftaknippel. Zorg ervoor dat het verdeelstuk stroomafwaarts van de gasklep is aangesloten.
Stap 3
Zorg ervoor dat de slang de bewegende delen van de motor niet raakt. Trek de slang in het passagierscompartiment en sluit deze aan op de manometer.
Stap 4
Start de motor. Warm de motor op tot de optimale koelvloeistoftemperatuur. Neem de tijd tijdens het opwarmproces; de motor moet geleidelijk opwarmen. Het is raadzaam om de vloeistof direct op bedrijfstemperatuur te brengen.
Stap 5
Kies een gelijkmatig stuk weg. Start de motor tot 3000 tpm in de 3e of 4e versnelling. Houd het motortoerental zodanig dat de toerenteller niet hoger is dan 3000 tpm. Gebruik het rempedaal om het resultaat te bereiken.
Stap 6
Trap het brandstofpedaal helemaal in en controleer de meetwaarden van de manometer. Als de drukaflezingen afwijken van de documentatie, stel dan de turbine af of neem contact op met een gespecialiseerd centrum.