Het vervangen van de carburateur door een enkel injectiesysteem zorgt voor betere prestaties van het brandstoftoevoersysteem. Installatie van een enkele injectie omvat het vervangen van de inlaat- en uitlaatspruitstukken, het brandstoffilter en de elektronische regeleenheid.
De installatie van een mono-injectiesysteem verbetert de prestaties van het brandstofdistributiesysteem van het voertuig en vermindert het geluidsniveau in de cabine door het vervangen van het uitlaatspruitstuk. U kunt de carburateur vervangen door een mono-injectie, zowel in een gespecialiseerd autoreparatieservicecentrum als met uw eigen handen in een garage-autoreparatiewerkplaats.
Voorbereiding voor installatie van het mono-injectiesysteem
De uitrusting voor de installatie van een enkel injectiesysteem omvat een inlaatspruitstuk, een regeleenheid, een set versterkte brandstofleidingen, een adsorber met een brandstoffilter, een uitlaatspruitstuk met een lambdasonde en voedingsdraden.
Voordat met de installatie van het mono-injectiesysteem wordt begonnen, wordt de carburateur van de automotor verwijderd. De procedure voor het demonteren van de carburateur wordt gespecificeerd in de operationele documentatie van de auto. Het demonteren van de carburateur omvat ook het verwijderen van de verdeler, het spruitstuk en het luchtfilter.
Installatie van een mono-injectie
Na het verwijderen van de carburateur wordt een inlaatspruitstuk met brandstofleidingen op de motor geïnstalleerd. Het spruitstuk van het enkele injectiesysteem verschilt qua ontwerp van het carburateurspruitstuk, dat in de vorige fase werd gedemonteerd. Bij het installeren van het verdeelstuk moet een nieuwe set pakkingen worden gebruikt die past bij de vorm van de aansluitflens.
Vervolgens wordt de besturingssysteemkabel geïnstalleerd, waarvan de bewegingen het brandstoftoevoerniveau regelen. Daarna wordt de elektronische regeleenheid geïnstalleerd.
De lambdasonde wordt in een speciaal gat in het inlaatspruitstuk geschroefd, waaruit de beschermplug eerder is verwijderd. De volgende fase van het werk is de installatie van bedrading. Om de voedingsdraden te beschermen tegen de negatieve effecten van de externe omgeving, zijn ze afgeschermd met polymeerbuizen en vastgezet met elektrische tape.
In sommige gevallen kan het voor de installatie van besturingsbedrading nodig zijn om de bedradingsopening in de carrosserie te vergroten. De bedrading van het mono-injectiesysteem verbindt de regeleenheid, de brandstofpomp, het ontstekingsindicatielampje en de accu.
In de laatste fase wordt het luchtfilter geïnstalleerd. Bij het selecteren van deze uitrusting wordt het niet aanbevolen om de producten van andere autofabrikanten te gebruiken, omdat de buitensporige hoogte van het luchtfilter de normale sluiting van de motorkap kan belemmeren.