De levensduur van de auto is niet in geringe mate afhankelijk van hoe correct de eerste gebruiksperiode (inrijden) werd uitgevoerd. Wanneer de auto is ingereden, zijn alle wrijvende delen van de auto voorbereid op gebruik onder normale omstandigheden. Gedurende deze periode moet het voertuig met verminderde belasting en met verminderde rijsnelheid worden gebruikt. Er zijn andere inbraakregels.
instructies:
Stap 1
Begin pas te rijden nadat de motor gedurende 4-5 minuten bij een laag krukastoerental stationair is gedraaid. Sluit hierbij de luchtklep een beetje. Warm de motor niet op met een hoge krukasfrequentie.
Stap 2
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen matige rijsnelheden voor de inrijperiode.
Stap 3
Rijd niet met de auto tijdens de inrijperiode zonder extreme noodzaak op moeilijke wegen, off-road, overwin geen steile en lange hellingen.
Stap 4
Bij het rijden op een slecht wegdek het voertuig niet vol beladen.
Stap 5
Tijdens de inrijperiode moet een ervaren chauffeur achter het stuur van de auto zitten, laat leerlingen die niet voldoende ervaring hebben met de auto rijden.
Stap 6
Controleer na langdurig rijden periodiek handmatig de verhittingsgraad van de cardanas, versnellingsbakhuis, achterashuis, remtrommels en wielnaven. De hand moet bestand zijn tegen langdurig contact. Als er sprake is van een aanzienlijke en overmatige verwarming van de naven, pas dan hun lagers aan. Controleer bij verhoogde verwarming van de remtrommels de bruikbaarheid van het remsysteem.
Stap 7
Als uit de handmatige snelle diagnose blijkt dat het achterashuis, de cardanas en de versnellingsbak warm worden, verlaag dan de rijsnelheid. Als deze maatregel niet helpt en de oververhitting hoog blijft, demonteer dan de aangegeven eenheden (zelf of in een autoreparatiewerkplaats) voor controle en afstelling.