Een juiste werking van de krukaspositiesensor of synchronisatiesensor is belangrijk, vooral omdat het uitvallen ervan leidt tot motoruitschakeling. De sensor detecteert normaal gesproken het moment waarop de vonk op de bougies wordt toegepast. De moeilijkheid bij het controleren van het apparaat is dat het zich op een onhandige plaats bevindt voor aansluiting en onderhoud.
Het is nodig
- - digitale voltmeter;
- - megohmmeter Ф4108;
- - inductiemeter;
- - nettransformator;
- - stalen plaat;
- - alcohol of benzine;
- - schone lappen.
instructies:
Stap 1
Controleer de locatie van de sensor in de stoel. De opening tussen de synchronisatieschijf en de kern moet binnen 0, 6-1, 5 mm zijn. Pas indien nodig de speling aan door shims toe te voegen.
Stap 2
Stel de spanning op de voltmeter aangesloten op de voeding in op 13-14 V. In dit geval moet de spanning op het "B"-contact ongeveer 0,4 V zijn.
Stap 3
Bereid een stalen plaat voor van ongeveer 20 mm breed, 80-100 mm lang en 0,4 mm dik. Breng de plaat naar het uiteinde van de druktransducer door deze in de gleuf in de transducerbehuizing te plaatsen. De spanning op het contact "B" van de geteste sensor moet veranderen.
Stap 4
Verwijder na een dergelijke controle de plaat van de sensor en zorg ervoor dat na het verwijderen van de plaat de spanning op het bovenstaande sensorcontact is veranderd in een waarde van 0,3-0,4 V.
Stap 5
Koppel de sensor los en verwijder deze uit het stopcontact. Inspecteer het instrument op mogelijke schade aan de behuizing, het aansluitblok, de pinnen zelf en de kern. Verwijder eventueel vuil en metaaldeeltjes met alcohol of benzine.
Stap 6
Controleer met een digitale voltmeter de weerstand van de sensorwikkeling tussen de contacten van het blok. Het moet in het bereik van 540-740 ohm zijn. Houd er rekening mee dat voor een juiste controle van de actieve weerstand metingen moeten worden uitgevoerd bij een temperatuur van ongeveer 22 graden.
Stap 7
Meet de inductantie van de spoel van de krukaspositiesensor. Gebruik hiervoor een meter bestaande uit weerstand, capaciteit en inductieve spoel. Een correct werkende sensor zal een inductantie vertonen in het bereik van 200-400 mH.
Stap 8
Controleer de isolatieweerstand van de gespecificeerde sensor tussen de twee klemmen en de kern. Hiervoor is de F4108 megahmmeter geschikt. Bij een spanning van 500 V mag de isolatieweerstand niet hoger zijn dan 20 megaohm.
Stap 9
In geval van onzorgvuldige magnetisering van de sensorsynchronisatieschijf, demagnetiseer deze met behulp van een conventionele nettransformator.