De winter is een moeilijke tijd voor technologie. Scherpe temperatuurschommelingen en de daling naar lagere niveaus geven autobezitters veel problemen. Om een auto met een benzinemotor bij koud weer te starten en tegelijkertijd tijd te besparen, is het noodzakelijk om rekening te houden met enkele kenmerken van de motor en het ontstekingssysteem.
instructies:
Stap 1
Controleer alle elektrische verbruikers (airco, kachelventilator, radio, koplampen, verwarmde achterruit), deze moeten uitgeschakeld zijn. Omdat de batterijtemperatuur de batterijprestaties beïnvloedt, moet u deze een beetje opwarmen. Om dit te doen, zet u de koplampen een halve minuut aan en de stromende stroom zal de batterij verwarmen, waardoor het elektrische vermogen toeneemt.
Stap 2
Start de motor iets met de starter, maar start niet meteen. Hierdoor blijft de olie stromen na lange perioden van inactiviteit en zal de motor de volgende keer gemakkelijker draaien. Probeer de motor te starten. Zorg ervoor dat u het koppelingspedaal indrukt om het draaien van de krukas te vergemakkelijken. Draai bij een auto met een automatische transmissie de transmissie.
Stap 3
Als de motor niet start, probeer het dan niet meteen opnieuw. Dit is erg belangrijk, omdat een pauze ervoor zorgt dat de batterij en starter kunnen "rusten" en de kaarsen niet worden overspoeld met benzine, wat de situatie aanzienlijk kan verergeren.
Stap 4
Probeer over 20 - 30 seconden opnieuw te starten. Trap niet op het gaspedaal, aangezien het injectiesysteem zelfstandig de benodigde hoeveelheid van het brandbare mengsel aan de cilinders zal leveren. Als de motor ook deze keer plotseling niet start, probeer dan nog een paar pogingen met tussenpozen van 30 seconden.
Stap 5
Als de motor na 5 - 7 pogingen nog steeds niet start, verwijder dan met een speciale spray vocht uit de hoogspanningsdraden.
Stap 6
Als de batterij leeg is, vraag dan de andere bestuurder om de sigaret met draden aan te steken. Door uw auto met behulp van een ander te starten, zorgt u voor voldoende bougiespanning en intensiever draaien van de motorstarter voor een goede vonkvorming. Houd ook het tijdsverschil tussen pogingen.
Stap 7
Probeer de motor tijdens het rijden te starten als de verlichting niet helpt. Spreek af met de bestuurder van de auto die uw auto zal trekken over een actie die aangeeft dat de motor is gestart (claxon, koplampen aan).
Stap 8
Schakel de eerste versnelling niet in om te starten. Start de auto in de tweede of derde versnelling. Laat de motor, zodra hij start, niet afslaan door hem te ondersteunen door het gaspedaal in te drukken. Knijp tegelijkertijd de koppeling in en ontkoppel. En pas daarna, nadat je een signaal hebt gegeven, vertraag je.