Asynchrone motoren verschillen van elkaar in het aantal fasen, voedingsspanning en rotorontwerp. De keuze van een dergelijke motor wordt bepaald door de bedrijfsomstandigheden, evenals de parameters van de voedingscircuits.
instructies:
Stap 1
Het is moeilijk om asynchrone elektromotoren aan te schaffen met voedingsspanningen lager dan 127 V. Bovendien kunnen al dergelijke motoren alleen op wisselstroom werken. Als het mechanisme dat in gang moet worden gezet alleen laagspanningscircuits of gelijkstroomcircuits bevat, zal een omvormer moeten worden gebruikt. Het is vrij duur en neemt veel ruimte in beslag, dus overweeg een geborstelde of borstelloze motor te gebruiken in plaats van een asynchrone motor. Het gebruik van een omvormer is alleen gerechtvaardigd wanneer het nodig is om een lange levensduur van de motor te combineren met de mogelijkheid van een soepele aanpassing van het toerental.
Stap 2
Als er enkel enkelfasige wisselspanning is en er geen omkering nodig is, kies dan voor een enkelfasige asynchrone motor. Het heeft slechts twee pinnen en vereist geen extra componenten om te werken. Het is onmogelijk om de draairichting te veranderen en het rendement is iets minder dan dat van andere asynchrone motoren. Ze zijn meestal geschikt voor 220 V, maar er zijn uitzonderingen.
Stap 3
Als u de motor moet omkeren, maar het netwerk is nog steeds eenfasig, gebruik dan een tweefasige motor. Werking vanuit een enkelfasig netwerk is hiervoor normaal en er is één condensator vereist van extra componenten. De parameters en het aansluitschema worden aangegeven in de documentatie voor de motor, en soms direct erop. Houd er rekening mee dat veel van deze elektromotoren een vermogen van 127 V hebben en daarom alleen kunnen worden bediend vanaf een 220 volt-netwerk via een autotransformator. Probeer geen driefasige motor te gebruiken in plaats van een tweefasige motor in een condensatorcircuit, vooral niet bij een grote mechanische belasting. Het is hier niet voor ontworpen en het gevolg van dergelijke experimenten kan brand zijn.
Stap 4
In aanwezigheid van een driefasig netwerk is het het meest rationeel om een driefasige motor te gebruiken. Net als tweefasig zijn ze omkeerbaar, maar vereisen geen extra componenten (behalve voor beschermende apparaten), zoals enkelfasig. Op elk van hen worden twee spanningen aangegeven door een breuk: de kleinere is voor het inschakelen met een driehoek en de grotere is voor het inschakelen met een ster. De meest voorkomende motoren zijn 127/220 en 220/380 V. Selecteer het schakelcircuit afhankelijk van de spanning van het driefasige netwerk.
Stap 5
Sommige asynchrone motoren van de bovengenoemde typen zijn verkrijgbaar in een eekhoornkooiontwerp. In plaats van een as zijn ze uitgerust met roterende buitencilinders. In sommige gevallen is het handiger om dergelijke motoren te koppelen aan de mechanismen die ze in gang zetten.