In de winter hebben automobilisten het zwaar, vooral bij strenge vorst. Voor elke rit is het noodzakelijk om een bevroren motor op te warmen. Bij tijdgebrek moet u dit zo snel mogelijk doen.
instructies:
Stap 1
Stap in de auto en start de motor. Een koude motor mag alleen bij lage toerentallen worden gestart. In auto's waarin een brandstoftoevoersysteem voor de carburateur is geïnstalleerd, verhoogt u de brandstoftoevoer door aan de "zuig"-hendel te trekken.
Stap 2
Zet de kachel in de cabine aan (houd er rekening mee dat deze ook benzine gebruikt). Schakel over op interne circulatie op gemiddelde snelheid. Zorg ervoor dat alle ramen omhoog staan en dat de machine op de handrem staat. Stap een paar minuten uit de auto en controleer deze op vegen, maak het glas schoon van stof en ijs en zorg er ook voor dat de wielen in goede staat verkeren.
Stap 3
Ga terug naar de auto, controleer de staat ervan en kijk naar de motortemperatuursensor: bij gemiddelde wintertemperaturen warmt de motor meestal in 2-4 minuten op tot 60 graden Celsius. Zorg ervoor dat de luchtinlaat is ingeschakeld. Wanneer het passagierscompartiment snel opwarmt, kan er glasvervorming optreden door een merkbaar temperatuurverschil in het passagierscompartiment en op straat. Zorg ervoor dat u wacht tot de motortemperatuur 60-70 graden Celsius bereikt, anders zal de motor bij hogere snelheden met een kleine gastoevoer "stikken".
Stap 4
Controleer de bandenspanning vlak voordat u in de winter gaat rijden. Het verschil tussen nacht- en dagtemperaturen leidt er soms toe dat de lucht door de constante uitzetting en samentrekking enigszins uit de wielen loopt. Controleer of het remsysteem goed werkt zodra u begint te rijden.